Ben ik aansprakelijk of mijn baas?
Welke wetten en regels gelden voor bestuurders van mobiele machines en motorrijtuigen met beperkte snelheid? En hoe zit het met aansprakelijkheid? Ben ik dat of is dat het loonbedrijf waar ik voor werk en dat eigenaar is van de trekker?
EXPERT
Chris van Veldhuizen, directeur Vakvereniging HZC, beantwoord de vraag: Ben ik aansprakelijk of mijn baas?
“Voor een speciaal webinar over dit onderwerp had HZC recentelijk Erik Bouman te gast, in het dagelijks leven werkt hij voor het Politie Team Verkeer Oost-Brabant. Hij is gespecialiseerd in landbouw-, bosbouwvoertuigen, mobiele machines, motorrijtuigen met beperkte snelheid en aanhangwagens achter deze voertuigen. Het webinar was/is zeer interessant en informatief.
Het beantwoorden van bovenstaande vraag blijkt helemaal niet gemakkelijk. Er is namelijk niet één manier of regelgeving om te bepalen hoe de aansprakelijkheid ligt bij een overtreding. Om te beginnen is het belangrijk om onderscheid te maken tussen voertuig, bestuurder en omgeving/ infrastructuur.
Infrastructuur
Hier moet verschil gemaakt worden tussen gebruik van het voertuig op de openbare weg versus op de werkplek (landbouwterrein, bouwplaats). Op de werkplek moet het voertuig voldoen aan de machinerichtlijn van de fabrikant. Bij ingebruikname moet het voertuig over een actuele keuringssticker beschikken als bewijs dat deze voldoet aan de machinerichtlijnen en dan mag deze ingezet worden op werk. Alleen als iemand naderhand zélf aanpassingen aanbrengt aan het voertuig, bijvoorbeeld door er zelf hulpstukken aan te monteren of bijvoorbeeld om te bouwen naar elektrisch, dan moet het voertuig (machine) opnieuw gekeurd worden. Zo niet, dan ben je bij inzet van de aangepaste voertuig/machine op het werk in overtreding. In dat geval is de eigenaar van de machine aansprakelijk. Handhaving op de machinerichtlijn vindt op grond van de Warenwet plaats door de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Als met het voertuig over de openbare weg wordt gereden dan zijn de regels van de verkeerswetgeving van toepassing. Net als andere voertuigen moeten landbouwvoertuigen voorzien zijn van dimlichten aan de voorzijde, stadslichten, richtingaanwijzers, achterlichten, remlichten en spiegels. En als ze breder dan 2,60 meter zijn of wanneer ze werkzaamheden langs de openbare weg uitvoeren, moeten ze een geel zwaai- of knipperlicht voeren. Daarnaast gelden nog speciale verkeersregels ten aanzien van o.a. maximale belading, maximale lengte en breedte.
Voertuig versus bestuurder
Bij gebruik van het voertuig op de openbare weg heeft de politie de taak van handhaving. Bij het niet voldoen van het voertuig aan eisen van de weg zal proces verbaal worden opgemaakt aan de bestuurder. Die heeft er immers voor gekozen om met een voor de Wegenverkeerswet onrechtmatig voertuig de openbare weg op te gaan. De bestuurder is hier dus verantwoordelijk en aansprakelijk. Het feit dat de werkgever de eigenaar van het voertuig (machine) is doet hier voor de politie niet ter zake. Alleen als er sprake is van een zogenoemde economische overtreding, bijvoorbeeld als het bedrijf bewust voertuigen te zwaar laat beladen, dan is de werkgever verantwoordelijk en aansprakelijk en zal deze een boete krijgen.
Bij een ongeval op de openbare weg is eveneens de bestuurder aansprakelijk en kan bij verwijtbaar gedrag aangeklaagd worden. Voor eventueel ontstane schade is daarentegen vanuit de verzekeringswetgeving de eigenaar van het voertuig aansprakelijk.”
Bron: De Loonwerker